Verslag QCon Dag 1

Vandaag veel geleerd, in dit verslag een paar highlights. Allereerst tijdens de keynote van Adrian Colyer. Voor wie hem niet kent: Adrian onderhoudt het blog ‘the morning paper’ waarin hij samenvattingen geeft van artikelen over computerwetenschap (check http://blog.acolyer.org/). Dit vormde ook de basis van zijn keynote, hij gaf vooral veel inzichten over vooral het verwerken van grote data sets zoals: “40-60% van de systemen loopt beter op een single thread dan op een gedistribueerd systeem.” Denk daar maar eens over na. De vuistregel is dat zolang een dataset die onder handen is kleiner blijft dan 1 GB, single threads de voorkeur genieten. Een ander interessant inzicht waarover hij verteld komt van een paper van Microsoft.

 Daar is geconcludeerd bij de ontwikkeling van Windows 8.1 dat minder testen ‘slim’ is. Zo hebben ze gemeten dat 40% minder frequent testen, veel geld bespaart tijdens development. Met minder frequent wordt bedoeld dat niet bij elke commit wordt getest, maar met een lagere frequentie. Bijvoorbeeld eenmaal per dag. Hierdoor zou slechts 0,2% extra bugs worden veroorzaakt in het uiteindelijke product. Boeiende kosten/baten analyse.

Tijdens de tweede sessie heb ik een inkijkje gekregen in de roadmap van het Spring Framework. In mei 2016 mogen we Spring 4.3 verwachten en per december 2016 de eerste release candidate van 5.0. Versie 5.0 heeft als baseline Java 8 en 9, krijgt ondersteuning voor Servlet 4.0, reactive streams en ondersteunt HTTP2.0.

Bij de volgende sessie een interessant verhaal gehoord over ‘immutable infrastructure’ door Axel Fontaine. En nee, dit ging niet over Docker. Axel vertelde dat (hardware) resources tegenwoordig niet meer schaars zijn, maar in overvloed beschikbaar. Via de cloud dan wel te verstaan. Hij hield een pleidooi dat applicaties met zowel de OS als applicatieserver laag ineens gedeployed zouden moeten worden als immutable VM. Dit op een omgevingonafhankelijke wijze, zodat applicaties eenmaal getest in de ontwikkelstraat overal kunnen draaien zonder aanvullende configuratie. Het probleem is wel dat het deployen van hele VM’s nogal wat bandbreedte vergt. Hier helpt Boxfuse mee, het bedrijf dat Axel heeft opgericht. Hij liet zien hoe hij een simpele applicatie in een uitermate gestripte Linux variant slechts 15 MB krijgt middels Boxfuse. In plaats van meerdere GB’s die een VM normaal heeft. Indrukwekkend. Dit is mogelijk door onder meer door zaken als het user management, de firewall, overbodige zaken als tekst editors overige tools te verwijderen. Is dit veilig? Jazeker: als je niet meer kunt inloggen op de VM, waarvoor dan nog een firewall betoogt Axel? Securityrisico’s nemen toe door complexiteit aldus Axel, en met een minimum OS ben je veel complexiteit kwijt. Het belangrijkste deployen naar de cloud van 15 MB is ineens geen probleem meer. En Docker? Waarom zou je zegt Axel. Op de cloud draait al een hypervisor, hier nog een container management laag aan toevoegen introduceert enkel onnodige extra complexiteit. Als je op je eigen infrastructuur draait zonder hypervisor, dan is Docker wel interessant.

In het volgende praatje een verhaal gehoord over ‘Cargo culture’. Over hoe bedrijven die een cultuur proberen te kopiëren tegen hetzelfde probleem aanlopen als eilandbewoners op de Pacific Ocean na de tweede wereldoorlog. Dat verdient nadere uitleg. Deze eilandbewoners in de jaren 40 waren behoorlijk primitief en toen Amerikanen hier aankwamen om op diverse eilanden vliegbasissen aan te leggen om vanaf de eilanden Japanners aan te vallen, waren ze erg onder de indruk van alle moderne techniek. Vooral van de metalen vogels die uit de lucht kwamen vallen en allerlei bijzondere goederen kwam brengen, waaronder bijzonder voedsel dat ze nog niet kenden. Echter: nadat de oorlog was afgelopen vroegen de eilandbewoners zich af waar de metalen vogels bleven. Ze gingen de Amerikanen dus maar nadoen. Op de landingsbaan staan en zwaaien zoals de Amerikanen, in de luchttoren zitten en twee halve kokosnoten tegen het oor houden. Ze snapten niet dat ondanks het exacte kopiëren van het gedrag van de Amerikanen, de vliegtuigen niet kwamen. Dit is het fenomeen ’Cargo Culture’. Zo is het ook met bedrijven die het Netflix, Google of Spotify model kopiëren. Je krijgt niet dezelfde cultuur door de gebruiken of ‘side effects’ over te nemen. Het gaat erom wat jou drijft als bedrijf en welke normen en waarden hierin zijn verweven. Van daaruit kan gewerkt worden aan verandering.

Tijdens het volgende praatje over Google Dataflow werd gedeeld hoe Google voor haar Dataflow product anticipeert op het aanbieden van de juiste capaciteit vanuit de Google Cloud voor het verwerken van parallelliseerbare data streams. Dit gebeurt aan de hand van het analyseren van de queue length (backlog), actuele data aanbod en verwerkingsnelheid. Dataflow schaalt direct mee met de benodigde capaciteit waardoor je precies de juiste capaciteit kunt afnemen en het erg efficiënt maakt. Voorwaarde is wel dat je data onder andere volledig parralleliseerbaar is.

Vervolgens een sessie gevolgd over ‘Mobb programming’. Een programmeeraanpak waarin de sterke nadruk ligt op intensieve samenwerking als development gericht op het oplossen van een bepaalde uitdaging. Halverwege pas binnengestapt en hier wil ik mezelf nog verder in verdiepen. Interessant is wel dat de sprekers uitlegden dat het niet belangrijk is dat je in een team zit, maar dat het gaat om hoe je samenwerkt. Het concept team suggereert namelijk een vaste set mensen, vaak op 1 locatie. Mobb programming focust op effectief samenwerken met experts om een bepaalde uitdaging zo snel mogelijk op te lossen. 

Nu is het tijd voor een biertje en over een half uurtje nog een sessie over wie nu eigenlijk echt de computer uitvond.

 

Meer informatie over Qcon hier.