Brussel – Column Joop

“Brussel was toen nog een bruisende stad …”
Op een dag stuurde mijn baas me naar de hoofdstad van België, om in een klein team een telecomklant van software te voorzien.
Ik werd in een chic hotel gehuisvest, van waaruit ik elke dag met mijn bolide van de zaak, door de geboorteplaats van Grand Jacques, naar de parkeergarage naast het Gare Du Nord reed. Aangezien de klus veel langer ging duren dan gepland (een zeldzaamheid!?!),
was deze weelde van korte duur en er werd voor mij een appartement gevonden in Brussel Oost, de Franse expat buurt. Derhalve verlegde ik de route naar mijn werk en kwam zo elke morgen door een straat achter het station te rijden. Om een of andere reden is zo’n straat bijna altijd een nijverheidsgebied van rationele strekking met bijbehorende verlichting (rood). “Allez, meneer, tis te zegge, da’s vleesverhuur!” De dames in kwestie draaiden overuren, net als wij, maar dan ‘s morgens vroeg: de gordijnen open, de TL’s aan, het overige uit. Helaas eindigde de straat in een voortdurende opstopping, dus we reden stapvoets defilé, gekweld door de aanblik van deze Sirenen.

"Brussel was toen nog een ruisende stad …"

Op een ochtend vertoonde zich een kunstenares, geheel (en enkel) gehuld in 3 centimeter dik touw en zij begon zich tergend langzaam af te wikkelen ter hoogte van de auto voor mij. De bestuurder daarvan vergat al zijn remmingen en knalde daardoor op zijn voorligger.

Ik toeterde luid, om de auto achter mij te wekken en een "touch me there and you'll have to marry me" (007) te voorkomen. De mummie naderde inmiddels het laatste stadium van ontbinding, maar ik had al genoeg touw gezien (mijn vader had een zeilboot) en maakte dat ik zonder deuken weg kwam over het trottoir.

 

"Brussel was toen nog een zwierige stad …"

Dus nam ik maar weer een ander route, dit keer door een allochtonenwijk. Hier deed zich een ander fenomeen voor: zebra-angst. Dat kwam tot uiting bij een oversteekplaats alwaar een groepje vrouwen en kinderen met één voet op het asfalt bleef twijfelen, met

een angstige blik op mijn inmiddels gestopte auto. Ik liet het wel uit mijn hoofd om door te rijden: de gendarmes in België zijn niet mals! Ik had al eens bijna een bekeuring te pakken, omdat ik opgewekt door een op oranje springend verkeerslicht reed, helaas geflankeerd door een politieauto, die wél stopte. Ik werd met zwaailicht en sirene ingehaald en aan de kant gezet: "Allez, meneer, da's een zwaar vergrijp, mee naar het directoraat!” Dus tenslotte steunde ik mijn kin op mijn hand ten teken dat ik zou blijven wachten. Plotseling verscheen een oudere man die ze iets toeriep, terwijl hij glimlachend op mijn (Nederlandse) nummerplaat wees. Het geheel gerustgestelde gezelschap stak nu vriendelijk wuivend over. Uit deze gebeurtenis maakte ik op dat een Marokkaan in Brussel zijn leven niet zeker was op een zebrapad.

 

"Brussel was toen nog een tierige stad …"

Minder prettige tijden braken aan: Dutroux. Het had ons allemaal in zijn greep. Ik holde een keer door de gangen en om de hoek botste ik frontaal op een meisje van een jaar of 12. We schrokken ons allebei rot, ieder om een andere reden, maakten rechtsomkeer en holden ieder een andere kant uit tot we zeker waren uit elkaars en elk ander zicht te zijn. Rot Dutroux!

 

"Brussel was toen nog een dansende stad …"

Ik was net daarvoor met een Vietnamese schone getrouwd en toen ik vier Vietnamese namen ontdekte in het personeelsbestand van de klant, maakte ik uit balorigheid een A4-bordje met daarop de naam van de firma en "Computercentrum", beide in mijn beste Vietnamees vertaald. Ik hing het vervolgens in de gang bij het centrum. De volgende morgen brak een vreselijke paniek uit. Het duurde even voor het tot mij doordrong dat dit geen terreuraanslag betrof, maar dat ik de oorzaak was met mijn grappige bordje. De "leading" zenuwlijders bleken een paar ingehuurde Yankees te zijn. Kennelijk veteranen met een kwaad geweten. Het bordje werd verwijderd en toen men door kreeg dat ik de ontwikkelaar was, moest ik beloven "dit nooit meer te doen".

 

"Brussel was toen nog een sjansende stad …"

Ik ging weer aan mijn werk en spoedde me naar de kopieermachine. Daar hing een bordje: "Bij panne gelieve mevrouw Den Neuker te verwittigen". Ja, dat kon wél.

 

Ach, leefde Jacques Brel nog maar…

;JOOP!